“Meneer, volgens mij overtreed u op dit moment het artikel in de algemene plaatselijke verordening dat het vrij laten lopen van uw water, populair bekend als urineren, dan wel plassen al is zeiken ook vaak in gebruik, in de openbare ruimte niet toelaat. In populaire taal, u houdt zich bezig met wildplassen.”
“Meneer, ik denk dat u agent is, maar als ik ga kijken of deze opinie juist, zal ik mijn gezicht uw richting in moeten bewegen, wat betekent dat mijn lichaam vanuit de heupen mee zal bewegen, wat de mogelijkheid dat ik uw ongetwijfeld zeer keurig gepoetste schoenen en mogelijk zelfs uw pantalon met een strak gestreken vouw, zal bevochtigen.
Edoch, ik plas niet wild, ik richt mijn straal strak en gericht, met weinig kracht om spatten te voorkomen, tegen deze boom die gedurende zijn lange leven al meer heeft doorstaan dan mijn water, dat kunt u onmogelijk wild noemen.
En, als u even uw blik afwend van het lopen van mijn water en uw hoofd en daarmee uw ogen naar de andere kant richt, zult u bord ontwaren hetgeen aangeeft dat daar de bebouwde kom begint, wat tevens de grens van de gemeente aangeeft, dan kunt u niet anders dan constateren dat de algemene plaatselijke verordening hier geen geldigheid heeft en hoewel mijn wateren zeker niet wild is, het tevens niet als een overtreding kan worden gezien.”
“Meneer, ik kan niet anders dan u gelijk geven. Maar neemt u wel in overdenking dat ergens op deze aarde een boom staat, wellicht deze, waarvan men de planken zal zagen die door een nijvere ambachtsman zal worden gebruikt om de kist te maken waarmee men u naar uw laatste rustplaats zal vervoeren.”
“Inderdaad, maar mijn water was al uitgestroomd inmiddels, er is geen terugkeer mogelijk. Edoch, bedankt voor de tip. Een goede dag verder.”
“Een goede dag voor u ook en verder en wilt u wateren tegen bomen, denk aan de kist, die naar mijn stellige hoop en wens nog ver van uw verwijderd is.”